Skip to main content Skip to footer

Inzet op meer soorten biogrondstoffen

De biobrandstoffensector investeert in het bruikbaar maken, uitbreiden en optimaal benutten van het aanbod van duurzame biogrondstoffen. Dit is noodzakelijk om te voorzien in de toenemende vraag naar biobrandstoffen voor mobiliteit en andere toepassingen, bijvoorbeeld vanuit de chemie en materialensector. Daarom is het belangrijk dat overheidsbeleid een brede biogrondstoffenbasis accepteert en innovatie stimuleert. Het beschikbare potentieel moet goed worden benut en grondstoffen moeten zo optimaal mogelijk worden ingezet.

Producenten van biobrandstoffen leveren in de meeste gevallen ook oplossingen voor andere sectoren, zoals de chemie. Vanwege de sterke samenhang tussen verschillende sectoren en het verwerken van grondstoffen voor verschillende toepassingen moet het stimuleren van biogrondstoffen integraal worden aangepakt.

Uit de Rapportage Energie voor Vervoer in Nederland 2022 van de Nederlandse Emissieautoriteit volgt de verhouding tussen de verschillende biogrondstoffen die zijn ingezet om in 2022 aan de jaarverplichting te voldoen:

Biobrandstoffen worden uit verschillende grondstoffenstromen gemaakt. Zo zijn duurzaam geteelde gewassen, zoals raapzaad, een belangrijke grondstof voor de plantaardige olie en kunnen de duurzame eiwitten voor diervoeders worden ingezet. Steeds meer worden biobrandstoffen geproduceerd uit afval en residuen, zoals gebruikt frituurvet en dierlijke vetten. Ook wordt ingezet op stromen die nog moeilijker zijn te verwerken en geen of beperkt andere toepassingen hebben, zoals lignocellulosisch materiaal en industrieel afval.

De NVDB is voorstander van het benutten van het volle potentieel van duurzame biogrondstoffen, mits dit duurzaam en transparant plaatsvindt. Een geleidelijke transitie naar het gebruik van meer afval en residustromen en andere geavanceerde biobrandstoffen moet daarbij worden omarmd.

Het Nederlandse beleid voor biogrondstoffen is vastgelegd in het duurzaamheidskader voor biogrondstoffen, waar het advies Biomassa in balans (2020) van de Sociaal-Economische Raad (SER) de basis voor vormt. 

Er zijn wettelijke duurzaamheidseisen gesteld aan het gebruik van biogrondstoffen. Iedere partij in de keten moet aantoonbaar aan deze eisen voldoen en hiervoor zijn gecertificeerd, ongeacht waar deze locatie zich bevindt. De Europese Commissie en nationale toezichthouders zien toe op deze duurzaamheidssystemen. 

Dankzij deze strenge duurzaamheidseisen is duurzaam landgebruik gewaarborgd en wordt bijvoorbeeld ontbossing door productie van biobrandstoffen voorkomen. Ook mogen geen gronden met een hoge koolstofvoorraad in gebruik worden voor de productie van grondstoffen. Ook moet de broeikasgasintensiteit van biobrandstoffen tenminste 50%  lager zijn dan fossiele brandstoffen en voor nieuwe installaties geldt een ondergrens van 65%. Anders telt de biobrandstof niet mee voor de doelstellingen.

De ketens die grondstoffen leveren voor duurzame biobrandstoffen moeten dus aantoonbaar duurzaam zijn. Omdat deze ketens ook andere sectoren van producten voorzien werken de duurzaamheidscriteria voor biobrandstoffen ook door in andere sectoren. De NVDB zou het verwelkomen wanneer de duurzaamheidscriteria ook direct van toepassing zouden op andere sectoren.

Door bepaalde gewassen te telen kan de bodemkwaliteit van landbouwgrond worden verhoogd. Denk hierbij aan tussengewassen of vang- en dekgewassen. Het telen van dit soort gewassen wordt ook via landbouwbeleid gestimuleerd, bijvoorbeeld in het Gemeenschappelijk Landbouw Beleid (GLB). Het is niet altijd mogelijk of rendabel om deze gewassen voor voedsel of veevoer te gebruiken en dan kan het gebruik als duurzame biobrandstof een uitkomst bieden. Dit wordt al onderkend in bestaande regelgeving, maar moet nog in de praktijk worden gebracht. Zeker gelet op de in Nederland aanwezig kennis over duurzame landbouw is het belangrijk dat de sector hier actief op inzet – in het belang van een duurzame landbouw én een duurzame toepassing van biogrondstoffen.